ATEX staat voor de Franse benaming ATmosphères EXplosibles en wordt als synoniem gebruikt voor twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden. Vanuit de Europese richtlijn ATEX 153 zijn werkgevers wettelijk verplicht om een ATEX zonering aan te geven in gebieden waar explosieve stoffen aanwezig zijn. Deze zone-indeling dient te worden opgenomen in het Explosie Veiligheids Document (EVD).
Het explosierisico wordt vastgesteld op basis van een risico inventarisatie en -evaluatie. Hiermee wordt de link gelegd met de ATEX 114 richtlijn.
De ATEX 114 goedgekeurde apparatuur is onderverdeeld in categorieën, die aangeven in welke zones de apparatuur mag worden toegepast, zodat deze apparatuur geen gevaar voor explosies kan opleveren. 

De zones met gas- of dampexplosiegevaar worden aangeduid met zone 0, 1 of 2.
De zones met stofexplosiegevaar worden aangeduid met zone 20, 21, 22.

Om tot een zone-indeling te komen wordt gekeken naar de volgende onderdelen:

  • De gevarenbronnen, alle punten waar gas, damp of stof vrij kan komen, worden in kaart gebracht;
  • Er wordt berekend welke hoeveelheden gas, damp en stof in het gebied vrij kunnen komen;
  • De kans voor aanwezigheid van een gevaarlijk explosief mengsel wordt berekend.

De zone-indeling wordt uiteindelijk bepaald naar aanleiding van de frequentie van het ontstaan van een explosief mengsel: 

Zone Type explosie gevaar Frequentie
Zone 0 Gas explosie gevaar > 10% van de bedrijfsduur
Zone 1 Gas explosie gevaar Tussen 0,1% en 10% van de bedrijfsduur
Zone 2 Gas explosie gevaar < 0,1% van de bedrijfsduur
Zone 20 Stof explosie gevaar > 10% van de bedrijfsduur
Zone 21 Stof explosie gevaar Tussen 0,1% en 10% van de bedrijfsduur
Zone 22 Stof explosie gevaar < 0,1% van de bedrijfsduur
ATEX symbool